payment type ideal payment type giropay payment type paypal payment type boekenbon

's Ochtends voor 12 uur besteld, dezelfde dag nog verzonden.

PSALM 18

Psalm 18


Informatie en bladmuziek over Psalm 18

Tekst en zang 1773 en Datheen

Product vergelijk (0)


67 voorspelen bij Psalmen - Dick Troost

67 voorspelen bij Psalmen - Dick Troost

Troost, Dick

67 voorspelen bij Psalmen van Dick Troost Voor orgelHet kerkelijk jaar rondInhoud:Psalm 2Psalm 8P..

€ 20,00

Onder kerktijd 1 - Jan Bouman

Onder kerktijd 1 - Jan Bouman

Bouman, Jan

Onder kerktijd 1 van Jan Bouman Inhoud: Psalm 2Psalm 17Psalm 18Psalm 21Psalm 22Psalm 32Psalm 38Ps..

€ 14,50

Orgelwerken - Gerrit Wielenga

Orgelwerken - Gerrit Wielenga

Statie, Erik (1866-1925), Wielenga, Gerrit

Orgelwerken van Gerrit Wielenga Psalmbewerkingen geïnspireerd door Pianowerken van Erik SatiePsalm ..

€ 10,00

Psalmen 001-025 - Gerrit Jan van de Werfhorst

Psalmen 001-025 - Gerrit Jan van de Werfhorst

Werfhorst, Gerrit Jan van de

Psalmen 1-25 van Gerrit Jan van de WerfhorstInhoud:Psalm 1-25 ..

€ 16,95

Psalmen 8 - Dick Sanderman

Psalmen 8 - Dick Sanderman

Sanderman, Dick

Psalmen 8 van Dick Sanderman 11 psalmenInhoud:Psalm 8Psalm 18Psalm 28Psalm 38Psalm 48Psalm 58Psalm ..

€ 11,95

Voorspelen over alle Psalmmelodieën 1b - Willem van Twillert

Voorspelen over alle Psalmmelodieën 1b - Willem van Twillert

Twillert, Willem van

Voorspelen over alle Psalmmelodieën 1b van Willem van TwillertPsalm16-30..

€ 10,90

150 psalmen deel 2 - Nico de Mes

150 psalmen deel 2 - Nico de Mes

Mes, Nico de

150 psalmen deel 2 van Nico de MesInhoud:Psalmen 16-30 ..

€ 14,45

Christelijke feestdagen psalmen en gezangen voor Piano, orgel of keyboard deel 2 - Ronald Masselink

Christelijke feestdagen psalmen en gezangen voor Piano, orgel of keyboard deel 2 - Ronald Masselink

Christelijke feestdagen Psalmen en enige gezangen in eenvoudige bewerkingen voor piano, orgel of key..

€ 11,50

Contrapuntische Psalmkoralen 02 - Wim van der Steen

Contrapuntische Psalmkoralen 02 - Wim van der Steen

Steen, Wim van der

Contrapuntische Psalmkoralen 02 van Wim van der SteenInhoud:Psalmen 16 t/m 30..

€ 11,95

Psalm 11-20 - Jan Slagt

Psalm 11-20 - Jan Slagt

Slagt, Jan

Psalm 11-20 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor org..

€ 21,99

Psalmbewerkingen voor orgel 2 - Margaretha Christina de Jong

Psalmbewerkingen voor orgel 2 - Margaretha Christina de Jong

Jong, Margaretha Christina de

Psalmbewerkingen voor orgel 2 van Margaretha Christina de Jong Inhoud: Psalm 11-20Opus 88..

€ 15,00

18 psalmbewerkingen 3 - Leen Schippers

18 psalmbewerkingen 3 - Leen Schippers

Schippers, Leen

18 psalmbewerkingen 3 van Leen SchippersInhoud:1. Dan wordt mijn naam met lofgejuich geprezen - psal..

€ 20,99

Weergeven 1 t/m 12 van in totaal 16

Psalm 18

1 Voor den opperzangmeester, [een] [psalm] van David, den knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als hem de HEERE gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte.
2 De HEERE is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek.
3 Ik riep den HEERE aan, die te prijzen is, en werd verlost van mijn vijanden.
4 Banden des doods hadden mij omvangen, en beken Belials verschrikten mij.
5 Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij.
6 Als mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.
7 Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was.
8 Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken.
9 En Hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid was onder Zijn voeten.
10 En Hij voer op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds.
11 Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels.
12 Van den glans, die voor Hem was, dreven Zijn wolken daarhenen, hagel en vurige kolen.
13 En de HEERE donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem, hagel en vurige kolen.
14 En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.
15 En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des winds van Uw neus.
16 Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren.
17 Hij verloste mij van mijn sterken vijand, en van mijn haters, omdat zij machtiger waren dan ik.
18 Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de HEERE was mij tot een Steunsel.
19 En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.
20 De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.
21 Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan.
22 Want al Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen deed ik niet van mij weg.
23 Maar ik was oprecht bij Hem, en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid.
24 Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid, naar de reinigheid mijner handen, voor Zijn ogen.
25 Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren, bij den oprechten man houdt Gij U oprecht.
26 Bij den reine houdt Gij U rein, maar bij den verkeerde bewijst Gij U een Worstelaar.
27 Want Gij verlost het bedrukte volk, maar de hoge ogen vernedert Gij.
28 Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.
29 Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur.
30 Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen.
31 Want wie is God, behalve de HEERE? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God?
32 Het is God, die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt.
33 Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten.
34 Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.
35 Ook hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven, en Uw rechterhand heeft mij ondersteund, en Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.
36 Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij, en mijn enkelen hebben niet gewankeld.
37 Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had.
38 Ik doorstak hen, dat zij niet weder konden opstaan; zij vielen onder mijn voeten.
39 Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden.
40 En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en mijn haters, die vernielde ik.
41 Zij riepen, maar er was geen verlosser; tot den HEERE, maar Hij antwoordde hun niet.
42 Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten.
43 Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk, [dat] ik niet kende, heeft mij gediend.
44 Zo haast als [hun] oor [van] [mij] hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen.
45 Vreemden zijn vervallen, en hebben gesidderd uit hun sloten.
46 De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils!
47 De God, Die mij volkomen wraak geeft, en de volken onder mij brengt;
48 Die mij uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds.
49 Daarom zal ik U, o HEERE! loven onder de heidenen; en Uw Naam zal ik psalmzingen;
50 Die de verlossingen Zijns konings groot maakt, en goedertierenheid doet aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad tot in eeuwigheid.

Psalm 18

Vers 0
Voorzang
Nu zal mijn ziel, nu zullen al mijn zinnen,
O God, mijn sterkt', U hartelijk beminnen.
Mijn steenrots, burcht en helper is de HEER,
Mijn God, mijn rots, mijn zaligheid, mijn eer.

Vers 1
'k Betrouw op God; Hij is mijn schild in 't strijden,
De hoorn mijns heils, mijn hoog vertrek in 't lijden,
'k Aanriep den HEER, Wiens lof mijn harp vermeldt,
En werd verlost van 's vijands boos geweld.
De dood bracht mij, geboeid, in nare streken,
Bij Belials verschrikkelijke beken;
Een helse band was om mijn heup gehecht,
En door den dood mij strik op strik gelegd.

Vers 2
'k Riep tot den HEER, in 't midden dier ellenden,
Tot mijnen God, opdat Hij hulp zou zenden.
Mijn klaagstem drong tot in Zijn troonzaal door;
Aan mijn geroep gaf Hij in gunst gehoor.
Toen beefde d' aard', al golvend als de baren;
Het hoog gebergt' werd op zijn grondpilaren
Beroerd, geschokt, gerukt uit zijn gewricht,
Door 't vrees'lijk vuur van Gods ontvlamd gezicht.

Vers 3
Een dikke rook ging op, waar Hij Zich keerde,
Uit Zijnen neus; het vuur Zijns monds verteerde,
Stak kolen aan, en wat Hem tegenstond.
Hij boog het zwerk, en daalde neer; de grond
Waarop Hij trad, was, in het oog der volken,
Gans zwart door dicht opeengepakte wolken.
Zijn wagen was een cherub, ja gezwind
Voer Hij en vloog op vleug'len van den wind.

Vers 4
In Zijne tent, rondom Hem zo vol luister,
Hield Hij Zich schuil, verborg Zich in het duister
Door wolk op wolk, met kracht te zaam geprest,
En opgehoopt in 't bruine luchtgewest.
Zijn gloed ontbond der wolken vaste banden;
Toen daalde vuur en hagel op de landen;
De donder klonk door gans den hemel heen;
God gaf Zijn stem, en 't vuur viel naar beneên.

Vers 5
Hij deed vol kracht hen voor Zijn pijlen zwichten;
Verschrikte hen door bliksemschicht op schichten.
De diepste kolk droogd' op een ogenblik,
en 't hart der aard' ontblootte zich van schrik,
Wanneer Gij scholdt, Uw adem, fel ontstoken,
Deed dus, o HEER, èn land èn water roken.
Hij zond mij hulp; Hij nam mij, op mijn beê,
En trok mij uit een grote jammerzee.

Vers 6
Ik werd verlost van 's vijands legerscharen,
En 's haters hand, wijl zij te machtig waren.
Men viel mij aan ten dage van mijn smart;
Maar toen was God het steunsel van mijn hart.
Hij trok mij uit, en bracht m' in ruimer wegen;
Want Hij had lust aan mij, Zijn knecht, gekregen.
De HEER vergold mijn onschuld naar het recht,
En schonk mij 't loon, den reinen toegezegd.

Vers 7
Want 's HEEREN weg heb ik getrouw bewandeld,
En niet godd'loos met mijnen God gehandeld.
Ik hield gestaâg Zijn rechten in het oog,
Terwijl Zijn wet mijn ziel tot deugd bewoog.
Ik werd oprecht en vroom bij Hem bevonden;
Ik wachtte mij zorgvuldig van mijn zonden;
Dies liet mij God ook naar mijn recht geschiên,
En heeft in gunst mijn onschuld aangezien.

Vers 8
Hun zijt Gij goed, die goedertieren hand'len;
Oprecht bij hen, die in oprechtheid wand'len;
Gij houdt U rein bij hen, die rein zijn; maar
Verkeerden toont Gij U een worstelaar.
Want Gij verlost het volk, door druk gebogen;
Maar werpt ter neer, die groot zijn in hun ogen.
Door U, o HEER, geeft mijne lamp haar licht;
Mijn God verdrijft den nacht uit mijn gezicht.

Vers 9
Ik kan met U door sterke benden dringen,
Met mijnen God zelfs over muren springen.
Des HEEREN weg is gans volmaakt en recht;
Doorlouterd, rein en trouw al wat Hij zegt.
Hij is een schild en schutsheer voor den vrome,
Voor wie tot Hem de toevlucht heeft genomen,
Wie is een God, als Hij, in tegenheên?
Wie is een rots, dan onze God alleen?

Vers 10
't Is God, die mij met sterkte wil omgorden;
Hij doet mijn weg volkomen effen worden;
Maakt, dat mijn voet als die der hinden snelt,
Terwijl Hij mij op mijne hoogten stelt.
Hij leert mijn hand heldhaftig orelogen;
Mijn strijdbaar' arm verbreekt zelfs stalen bogen.
Mij gaaft G' Uw schild, Uw hand heeft mij gesterkt;
Uw goedheid heeft mijn grootheid uitgewerkt.

Vers 11
Mijn voet hebt Gij doen in de ruimte treden;
Mijn gang werd vast, ik ben niet uitgegleden.
De vijand week; ik volgd', en trof hem aan,
En keerde niet, tot ik hem had verdaan;
Mijn spies doorstak al wie mij tegenstonden,
Zodat zij zich niet meer herstellen konden;
Dus zag ik door Uw bijstand hen verplet,
En mijnen voet hun op den nek gezet.

Vers 12
Gij hebt mij, HEER, met kracht omgord tot strijden;
Mijn vijand moest, vernederd, straffen lijden;
Hij vlood vol schrik, wijl hij geen kracht behield,
Mijn hater werd door mijne hand vernield.
Zij riepen wel maar zonder hulp te krijgen;
Zelfs tot den HEER, maar Hij vond goed te zwijgen.
Toen heb ik hen als stof vergruisd, verjaagd,
En als het slijk der straten weggevaagd.

Vers 13
Gij hebt mij uit den twist des volks verheven,
En tot een hoofd den heidenen gegeven;
Ik stelde 't volk, mij onbekend, de wet;
Zo ras ik sprak, werd op mijn wil gelet;
De vreemde zelfs zag mij vol schrik naar d' ogen,
Lag voor mijn troon geveinsd'lijk neergehogen;
Zij vielen neer; zij sidderden van schrik
In burcht en slot, op ieder ogenblik.

Vers 14
Zo leeft de HEER, mijn rotssteen zij geprezen;
De God mijns heils moet steeds verheerlijkt wezen;
Die God, die mij volkomen wraak verschaft,
En volk op volk mij onderwerpt en straft;
Die mij verlost uit mijns vervolgers handen;
Die mij verhoogt, mijn vijand slaat in banden;
Ja, Gij verhoogt mij boven al 't geweld,
Daar G' op den troon van roem en eer mij stelt.

Vers 15
Daarom, o HEER, zal ik U eer bewijzen;
Bij 't heidendom Uw naam eerbiedig prijzen
Met psalmgezang, daar 't hart door wordt geraakt,
Hij heeft het heil Zijns Konings groot gemaakt;
Hij wil Zijn gunst aan Zijn gezalfde schenken;
Aan David en zijn nakroost eeuwig denken.

Psalm 18

Vers 1
Mijn hope staat alleen op God geprezen,
Hij wil mijn wapen en mijn toevlucht wezen.
Als ik Hem grootmaak en bid naar Zijn woord,
Mijn vijanden Hij haastelijk verstoort.
's Doods nood omving mij deez' voorleden dagen,
Stromen der bozen maakten 't hart verslagen;
De angst des grafs hadde mij gans bevaân,
Met de strikken des doods was ik belaân.

Vers 2
Zo benauwd zijnde, heb ik God gebeden,
En Hem aangeroepen van hier beneden,
Mijn geschrei tot Hem in den hemel kwam,
En mijn stem tot Zijnen oren opklam.
Van stonden aan beefde dat gans aardrijke,
De bergen werden beweegd desgelijke,
Verschrikt waren zij bovenmate zeer,
Want met ernst groot vertoornde Hem de Heer.

Vers 3
Uit Zijn neusgaten ging damp tot dier stonde,
En een schrikkelijk vuur uit Zijnen monde,
Hij was ontsteken met toorne zo groot,
Dat Hij alzins hete kolen uitgoot,
Hij boog de lucht en daalde tot de volken,
Onder Zijn voeten waren duist're wolken;
Hij zat op den wind die hem krachtig roert,
En Hij werd op Zijn vleugelen gevoerd.

Vers 4
Duist're wolken Hem ganselijk bedekten,
En als een tente rondom Hem zij strekten;
Door Zijnen glans zijn ook de wolken zaan
Verdeeld ende hebben haar opgedaan.
Hij heeft hagel en bliksem toebereidet,
En in de lucht donderslagen gebreidet,
De hoogste God, liet zijnen donder gaan,
En liet d' aarde met hagel en vuur slaan. 

Vers 5
Met Zijne pijlen schoot Hij de booz' allen;
Veel bliksems en angst heeft hen overvallen,
Door Uw dreigen en Uwen sterken wind,
En Uwen toorne, die 't alles verslindt,
Zijn de waterstromen gedroogd in 't ronde,
Ontdekt was den aardbodem in den gronde,
Hij heeft mij met Zijn hand goedig bezocht,
En uit dat diep water gezond gebrocht.

Vers 6
Hij verloste mij van alle de scharen
Der vijanden, die mij veel te sterk waren;
In nood Hij mij voorkomt ende bijstaat,
Ter rechter tijd is God mijn toeverlaat,
Hij voerde mij in 't breed' ende verzinde,
Hoe Hij mij bewaarde, dien Hij beminde;
Dies dede Hij mij, naar mijn vromigheid,
Ende naar mijner handen reinigheid.

Vers 7
Want ik behield altijd des Heeren wegen,
Zonder afwijken, zo de vromen plegen.
Ik hield Zijn wet, die ik hadde gehoord,
Zonder daarvan te verwerpen een woord;
Zodat mij de Heer oprecht heeft bevonden,
In al mijn doen bewaard' ik mij voor zonden;
Dies heeft mij God naar mijn eenvoudigheid
Vergeven en naar mijn oprechtigheid.

Vers 8
Voorwaar Heer, Gij Die mijn doen kent alleine,
Gij zijt den goeden goed en rein den reine,
Den oprechten zijt Gij, o Heer, oprecht,
En keert U af van den verkeerden knecht,
Den ootmoedigen bewaart Gij zeer goedig;
Gij maakt ook haast de stout' ogen deemoedig;
Mijn gezicht hebt Gij verlicht; Heer! vermaard,
In duisterheid hebt Gij mij wel verklaard.

Vers 9
Door uw kracht heb ik dat krijgsvolk verslagen,
En spring over den muur zonder versagen.
Onz' God is bevonden oprecht en goed;
Zijn woord is gelouterd in des vuurs gloed.
Hij is den mensen een schild in 't benauwen,
Ja dengene, die op Hem vast betrouwen.
Waar is er een God zonder onze Heer?
En zonder Hem enige sterkte meer?

Vers 10
God wapent mij met sterkheid zeer vrijmoedig.
En maakt mijn wegen zeker en voorspoedig;
Hij maakt mij gelijk de herten zijn t' zaam,
Om de bergen op te klimmen bekwaam.
En hij leert mijn handen ook krachtig strijden,
Dat mijnen arm kan spannen t' allen tijden
Den stalen boog; Hij is mijn heil, mijn schild,
Die in den nood mij onderhouden wilt.

Vers 11
Uw goedheid daar ik op hoop al mijn leven,
Heeft mij nu meer dan ooit te voor verheven.
Gij maakt den weg onder mijn voeten slecht,
Opdat Heer! niet en struikel' Uwen knecht.
Mijn vijanden kan ik grijpen en jagen,
Totdat ze vernield zijn door vele plagen.
Ik sla ze dat ze niet kunnen bestaan,
Maar ter schande onder mijn voeten gaan.

Vers 12
Gij rustet mij tot den strijd, Heer doorluchtig!
Gij maakt mijn vijanden alle veldvluchtig,
Gij breekt ook met een al haar grote kracht.
Door mij werden zij tot den val gebracht.
Zij roepen, ja ook tot God, zo zij menen.
Die hen geen troost noch hulpe wil verlenen,
Als stof en slijk dat op de straten leit,
Heb ik ze verjaagd en verstrooid in 't breid.

Vers 13
Van 't oproerig volk vrijdt Gij mij met ere,
En gij maakt mij over veel volks een here;
Want dat volk dat mij nooit en heeft bekend,
Heeft hem van zelfs tot mijnen dienst gewend.
Veel vreemden (zijnde door vreze gedreven)
Geveinsdelijk hen tot mijnen dienst geven;
Veel hebben in haar sloten vast gebeefd,
Als men hen van mijn kracht gesproken heeft.

Vers 14
Mijn God leeft, Die mij sterkt en maakt geduldig.
Hij is mijn heil, prijs waard zeer menigvuldig.
Die mij sterkheid om mij te wreken geeft;
En doet dat 't volk vreed'lijk onder mij leeft.
Hij doet dat mijn vijanden mij niet schaden,
En verhoogt mij boven all' die mij smaden.
Hij verlost mij door Zijn genade groot,
Van der stouten geweld en wederstoot.

Vers 15
Daarom Heer, zal ik U met lofzang prijzen,
Onder vreemden zal ik U eer bewijzen;
Ja U, Heer! Die met een heerlijk geweld,
Uwen koning wel bewaard hebt in 't veld;
Die David, den gezalfden, zeer weldadig,
En zijn kind'ren altijd wil zijn genadig.

Do NOT follow this link or you will be banned from the site!