PSALM 88
Psalm 88
Informatie en bladmuziek over Psalm 88
Houdt dan de lofzang gaande 2 - diverse componisten
Baan, Geert, Dijk, Cor van, ...Houdt dan de lofzang gaande 2 van diverse componistenInhoud:Psalm 63 (Peter de Wilde)Psalm 81 (Jurja..
€ 13,95
Psalmen 4 - Chris Haalboom
Haalboom, Chr.Psalmen 4 van Chris Haalboom25 Psalmen voor elektronisch orgel en kerkorgelInhoud:Psalm 76-100..
€ 9,95
Psalmen 8 - Dick Sanderman
Sanderman, DickPsalmen 8 van Dick Sanderman 11 psalmenInhoud:Psalm 8Psalm 18Psalm 28Psalm 38Psalm 48Psalm 58Psalm ..
€ 11,95
Psalmen voor Nu - Beker met een barst muziekboek
Psalmen voor Nu - Beker met een barst muziekboekIn dit boek zijn opgenomen tekst en melodie van psal..
€ 15,00
Beknopte voorspelen over alle Psalmmelodieën 3 - Willem van Twillert
Twillert, Willem vanBeknopte voorspelen over alle Psalmmelodieën 3 van Willem van TwillertPsalm 61-90..
€ 10,90
18 Psalmbewerkingen 5 - Leen Schippers
Schippers, Leen18 Psalmbewerkingen 5 van Leen SchippersInhoud:1. Psalm 472. Psalm 1303. Psalm 654. Psalm 995. Psalm..
€ 20,99
Psalmen 076 – 100 - Gerrit Jan van de Werfhorst
Werfhorst, Gerrit Jan van dePsalmen 76 – 100 van Gerrit Jan van de WerfhorstInhoud:Psalmen 76-100 ..
€ 16,95
150 Psalmen deel 6 - Nico de Mes
Mes, Nico de150 Psalmen deel 6 van Nico de MesInhoud:Psalmen 76-90 ..
€ 14,45
Contrapuntische Psalmkoralen 06 - Wim van der Steen
Steen, Wim van derContrapuntische Psalmkoralen 06 van Wim van der SteenInhoud:Psalmen 76 t/m 90..
€ 11,95
Psalm 81-90 - Jan Slagt
Slagt, JanPsalm 81-90 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor org..
€ 21,99
Psalm 88
1 Een lied, een psalm voor de kinderen van Korach, voor den opperzangmeester, op Machalath Leannoth; een onderwijzing van Heman, den Ezrahiet. O HEERE, God mijns heils! bij dag, bij nacht roep ik voor U.
2 Laat mijn gebed voor Uw aanschijn komen; neig Uw oor tot mijn geschrei.
3 Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf.
4 Ik ben gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen; ik ben geworden als een man, die krachteloos is;
5 Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand.
6 Gij hebt mij in den ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten.
7 Uw grimmigheid ligt op mij; Gij hebt [mij] nedergedrukt met al Uw baren. Sela.
8 Mijn bekenden hebt Gij verre van mij gedaan, Gij hebt mij hun tot een groten gruwel gesteld; ik ben besloten, en kan niet uitkomen.
9 Mijn oog treurt vanwege verdrukking; HEERE! ik roep tot U den gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U.
10 Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen opstaan, zullen zij U loven? Sela.
11 Zal Uw goedertierenheid in het graf verteld worden, Uw getrouwheid in het verderf?
12 Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid?
13 Maar ik, HEERE! roep tot U, en mijn gebed komt U voor in den morgenstond.
14 HEERE! waarom verstoot Gij mijn ziel, [en] verbergt Uw aanschijn voor mij?
15 Van der jeugd aan ben ik bedrukt en doodbrakende; ik draag Uw vervaarnissen, ik ben twijfelmoedig.
16 Uw hittige toornigheden gaan over mij; Uw verschrikkingen doen mij vergaan.
17 Den gansen dag omringen zij mij als water; te zamen omgeven zij mij.
18 Gij hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan; mijn bekenden zijn [in] duisternis.
Psalm 88
Vers 1
O God mijns heils, mijn toeverlaat,
Tot U hef ik mijn droeve klachten;
Ik roep, bij dagen en bij nachten,
Tot U in mijnen jammerstaat;
Ik nader biddend; wil mij horen,
En neig tot mijn geschrei Uw oren.
Vers 2
Mijn ziel, der tegenheden zat,
Wordt moedeloos, wil mij begeven;
Het einde nadert van mijn leven;
'k Ben krachteloos en afgemat;
Ik ben, door overmaat van kwalen,
Als zij, die reeds ten grave dalen.
Vers 3
'k Ben afgezonderd bij den hoop
Der doden, die, ter neer geslagen,
In 't bloeien van hun blijde dagen
Gestuit in hunnen levensloop,
Met aard' bedekt, van elk vertreden,
Door Uwe hand zijn afgesneden.
Vers 4
Gij hebt mij in den kuil gelegd,
ln diept', in duisternis gesloten;
Uw grimmigheid heeft mij verstoten,
Mij neergedrukt, mij troost ontzegd;
Gij doet op mij Uw oordeel komen,
Als onweerstaanb're waterstromen.
Vers 5
Ik derf mijn vrienden, tot mijn straf;
Zij zijn vervreemd van mededogen;
Ik ben een gruwel in hun ogen,
Gij wendt hen allen van mij af.
Een bange kerker doet mij zuchten;
Ik kan de banden niet ontvluchten.
Vers 6
Mijn ogen treuren om mijn leed,
Om al mijn angst, om al mijn lijden;
O HEER, wil mij van straf bevrijden;
Ach, toon U tot mijn hulp gereed;
'k Smeek dag aan dag om Uw ontferming;
Leen mij de hand tot mijn bescherming.
Vers 7
Zult Gij aan doden wond'ren doen,
Zult g' overleed'nen doen verrijzen,
Om hier Uw groten naam te prijzen?
Zal 't graf Uw wijzen raad bevroên,
Zal daar Uw goedheid zich verspreiden,
Zal 't woest verderf Uw trouw verbreiden?
Vers 8
Wie zal Uw wond'ren, Uw beleid,
Ooit in de duisternis vertellen?
Wie ooit Uw recht in 't daglicht stellen
Ter plaatse der vergetelheid?
Maar ik, eer d' ochtend aan komt breken,
Zal U, o HEER, om bijstand smeken.
Vers 9
Waarom is 't, dat Gij mij verstoot,
Waarom verbergt G' uw gunstrijk' ogen?
'k Was van der jeugd af neergebogen,
Bedrukt, en worst'lend met den dood;
Ik moet, vol angst, Uw gramschap dragen,
'k Ben twijfelmoedig en verslagen.
Vers 10
'k Ben met verschrikking aangedaan;
Mijn moed verflauwt, mijn leden beven;
Uw dierb're gunst heeft mij begeven;
De vlam Uws toorns doet mij vergaan;
'k Moet dag aan dag met duizend rampen,
Als met het woên der golven, kampen.
Vers 11
Gij hebt èn metgezel èn vrind,
Van mij verwijderd in mijn lijden,
Zodat mijn ziel, hoe z' ook moet strijden,
Bij niemand heul of bijstand vindt;
'k Zoek hen vergeefs, 'k moet eenzaam wenen;
Al mijn bekenden zijn verdwenen.
Psalm 88
vers 1
Heer, Die mij dus lang hebt behoed,
Ik roep altijd met groot verlangen;
Laat tot U komen, wil ontvangen
Mijn gebed, uit genade goed;
Wil vriendelijk neigen Uw oren,
En mijn gestadig klagen horen.
vers 2
Want mijn ziel is vol angst en nood,
Ter helle is gedaald mijn leven.
Ik mag met hen wel zijn geschreven,
Die t' ondergaan door lijden groot.
Men mag mij hem wel gelijk achten,
Die hulpeloos is zonder krachten.
vers 3
Ik ben onder de doden al
Versteken en ook gans verlaten,
Als een, die vermoord is op straten,
Dien men zeer haast begraven zal;
Want Gij gedenkt mijner niet, Heere!
Uw hand hebt Gij afgekeerd zere.
vers 4
Gij werpt mij diep in den afgrond,
Die duister en diep is, met zuchten.
Uw gramschap, die zeer is te vruchten,
Drukt mij zeer hard tot dezer stond;
Gij overvalt mij met de roeden,
En met toorn als met watervloeden.
vers 5
Mijnen vrienden ben ik gemaakt
Vreemd en veracht, ja een afgrijzen;
Met vingeren naar mij zij wijzen,
Ik ben overvallen gaar naakt;
Alle midd'len zijn mij benomen,
Uit de banden kan ik niet komen.
vers 6
Door 't kruis is mijn gezicht ontsteld;
Ik bid U daag'lijks, Heer almachtig,
En strek uit steeds mijn handen klachtig,
Wanneer toont Gij eens Uw geweld?
Wanneer zullen wij toch aanmerken,
Die schier dood zijn, Uw wonderwerken?
vers 7
Zullen de doden hervoort gaan,
En Uw wonderdaden vermonden?
En Uwe goedheid niet om gronden,
In hare graven doen vermaan?
Zullen zij van Uw waarheid spreken,
Die dood zijnde nog in 't graf steken?
vers 8
Worden Uwe wond'ren bedacht
In 't duister, daar men niets kan weten?
Zal men, daar all' ding wordt vergeten,
Op Uw gerecht'heid hebben acht?
Nochtans bid ik U, Heer, gestadig
Van 's morgens vroeg: wees mij genadig!
vers 9
Waarom o Heer, verstoot Gij mij?
Waarom is Uw aanzicht verborgen?
Van der jongheid ben ik vol zorgen,
Duizendvoud beangst, zeer onvrij;
Ik ben door schrikken gans verslagen,
Benauwd, vol vreze met versagen.
vers 10
Uwe gramschap over mij gaat,
Uwe verschrikkingen mij drukken;
Waterstromen mij gans wegrukken
In dezen zeer benauwden staat.
Alles wat mij angst kan toebringen,
Wil mij nu al meteen omringen.
vers 11
Gij hebt van mij gedaan zeer wijd
Mijn beste vrienden al metene;
Mijn secreetste vrienden gemene
Zijn wijd van mij in dezen strijd;
In al mijne zware ellenden,
Van mij wijken zij, die mij kenden.